Aanvullende pensioen loontrekkenden: een wet in perspectief

Onlangs zijn de sociale partners het na maanden onderhandelen eens geraakt om de regelgeving van toepassing op de aanvullende pensioenen voor loontrekkenden, de Wet op de aanvullende pensioenen (WAP) te wijzigen. Dit akkoord werd ook door de regering overgenomen maar is nog niet in een wet gepubliceerd.

De informatie hieronder is bijgevolg gebaseerd op de tekst van het Sociaal Akkoord. Het is wachten op de uiteindelijke wettekst om volledig uitsluitsel te kunnen geven.

Het Sociaal Akkoord bevat twee wijzigingen van de WAP:

  • aanpassing van de minimale rendementsgarantie;
  • overlijdensdekking na uittreding.
  1. Minimale rendementsgarantie

    De belangrijkste wijziging betreft het rendement dat de werkgever zijn werknemers moet garanderen op de premies die in het pensioenplan zijn gestort.

    Op dit moment bedraagt die rendementsgarantie 3,25 % voor de werkgeversbijdragen en 3,75 % voor de werknemersbijdragen. Ligt het rendement van de verzekeraar lager, dan moet de werkgever het verschil bijpassen. Het eventuele verschil moet enkel bijgepast worden op het moment van pensionering of bij een overdracht van reserve.

    Vanaf 1 januari 2016 zullen de minimale rendementspercentages van 3,25 % en 3,75 % worden vervangen door één enkel percentage, dat zal evolueren in lijn met de rendementen die gehaald kunnen worden op de financiële markten, met een minimum van 1,75 % en een maximum van 3,75 %.

    De rendementsgarantie ten laste van de werkgevers zal voortaan variabel zijn en afhangen van het gemiddeld rendement van de OLO’s op 10 jaar over de laatste 24 maanden.

    Op 1 januari 2016 zal het te garanderen percentage overeenkomen met 65 % van het gemiddeld rendement van de OLO’s op 10 jaar over de laatste 24 maanden. De 65 % die in de formule wordt gebruikt, zal op 75 % kunnen worden gebracht in 2018 en op 85 % in 2020 als de controle-autoriteit (NBB) van mening is dat die verhoging verzekerbaar is.

    Het invoeren van een minimumrendement van 1,75 % en een maximumrendement van 3,75 % betekent dat er zich drie situaties kunnen voordoen:

    • de uitkomst van de formule is lager dan 1,75 %: de rendementsgarantie is 1,75 %;
    • de uitkomst van de formule ligt tussen 1,75 % en 3,75 %: de rendementsgarantie is gelijk aan de uitkomst van de bovenstaande formule;
    • de uitkomst van de formule is hoger dan 3,75 %: de rendementsgarantie is 3,75 %.

    Onderstaande grafiek geeft de drie situaties weer:

    Concreet zal dit op 1 januari 2016 een rendementsgarantie van 1,75 % opleveren.

    Het akkoord omvat ook een nieuw principe dat van toepassing is op de wijziging van het minimumrendement. Voor de plannen met rendementsgarantie (tak 21), dus ook Pension@work, voorziet het akkoord dat het nieuwe percentage enkel van toepassing zal zijn op de premies die voorzien zijn in het reglement vanaf 1/1/2016. Op de opgebouwde reserves blijft de oude rendementsgarantie (van 3,25 % of 3,75 %) van toepassing en dit tot aan de einddatum van het contract of uitdiensttreding (dit noemt men de “horizontale methode”).

    De wijziging betreft enkel het minimumrendement dat de werkgever moet bieden aan zijn loontrekkenden in het kader van de WAP. Dit akkoord heeft uiteraard geen invloed op de contractuele voorwaarden tussen AG Insurance en de werkgever.

    De klanten Pension@work zullen geïnformeerd worden na publicatie en analyse van de aangepaste wettekst.

  2. Overlijdensdekking na uittreding

    Het Sociaal Akkoord voorziet een minimale overlijdensdekking voor nieuwe uittredingen (beëindigen van de arbeidsovereenkomst) vanaf 1 januari 2016, indien de aangeslotene beslist in het plan te blijven (slapers).

    De minimale overlijdensdekking moet gelijk zijn aan de terugbetaling van de reserves.
    Deze wijziging heeft geen impact op Pension@work gezien het product steeds minimaal deze overlijdensdekking bevat.

    Deze wijziging komt tegemoet aan de problematiek van een belangrijk deel van de pensioenplannen voor (vooral) grotere ondernemingen die zijn opgebouwd uit enerzijds een Uitgesteld Kapitaal Zonder Terugbetaling (UKZT) en anderzijds een tijdelijke overlijdensverzekering tegen risicopremies. Dit betekent dat in dergelijke pensioenplannen de overlijdensdekking volledig wegvalt bij uittreding.

    De minimale overlijdensdekking (terugbetaling van de reserves) die aan nieuwe uittreders moet geboden worden, mag niet afhankelijk gemaakt worden van medische formaliteiten en zal gefinancierd worden vanuit de opgebouwde pensioenreserves. Concreet betekent dit dus de omvorming van de UKZT naar een Uitgesteld Kapitaal met Terugbetaling van de reserves (UKMTR).