Minimumrendement op aanvullende pensioenen voortaan variabel

De kogel is door de kerk. Na maandenlange onderhandelingen bereikten de sociale partners midden oktober een akkoord over de hervorming van het minimum rendement op aanvullende pensioenbijdragen. De regering besloot nadien om dit akkoord integraal uit te voeren.

De wet op de aanvullende pensioenen (WAP) legt een minimum rendement op voor pensioenplannen voor loontrekkenden van het type “vaste bijdragen”, gelijk aan 3,25 % voor werkgeversbijdragen (na aftrek van de kosten tot maximaal 5 %) en 3,75 % voor werknemersbijdragen. De werkgevers moeten bij een reserve-overdracht of uitbetaling het tekort aanzuiveren indien op dat ogenblik zou blijken dat de verzekeringswaarborgen dit minimumrendement niet halen.

De lage marktrente dwong verzekeraars de afgelopen jaren om de intrestgaranties op groepsverzekeringspremies stelselmatig naar beneden bij te sturen. Sinds enkele jaren liggen deze intrestgaranties van verzekeraars dan ook een stuk lager dan het minimum rendement van de WAP. Werkgevers riskeren daarom voor hun huidige en toekomstige stortingen dit minimumrendement te moeten bijfinancieren. Hun bereidheid om bestaande pensioenvoordelen voor hun personeel te verhogen of nieuwe pensioenplannen af te sluiten neemt bijgevolg af wat een rem zet op de verdere uitbouw van de tweede pensioenpijler.

Nieuwe invulling minimum rendement

Om hieraan tegemoet te komen kwamen de sociale partners overeen om het wettelijke minimum rendement van 3,25 %/3,75 % te hervormen. Zij beslisten concreet het volgende:

  • het forfaitaire minimum rendement wordt vervangen door een variabele formule gelijk aan 65 % van het rendement op Belgische staatsobligaties (OLO’s) met een looptijd van 10 jaar, uitgemiddeld over een periode van twee jaar. De factor 65 % verhoogt tot 75 % in 2018 en tot 85 % in 2020 voor zover de Nationale Bank van België een positief advies geeft over de verzekerbaarheid van het aldus bekomen percentage;
  • de berekening gebeurt op 1 januari van elk jaar (een eerste keer op 1 januari 2016). Het minimum rendement wijzigt automatisch wanneer het verschil met het op dat ogenblik geldende minimum minstens 0,25 % bedraagt;
  • los van de variabele formule kan het minimum rendement nooit lager zijn dan 1,75 % en nooit hoger dan 3,75 %;
  • werkgevers- en werknemersbijdragen worden voortaan gelijk behandeld;
  • de impact van een wijziging van dit minimum rendement zal afhangen van de financieringswijze van het aanvullend pensioen.In geval van een resultaatsverbintenis (tak 21 groepsverzekering) zal het nieuwe minimumrendement enkel van toepassing zijn op premies gestort vanaf de wijziging. De reserves blijven verder oprenten aan het oude minimum rendement. In geval van een middelenverbintenis (tak 23 groepsverzekering of pensioenfonds) zal het gewijzigde minimumrendement daarentegen niet alleen van toepassing zijn op nieuwe premies maar ook op de al opgebouwde reserves. Bij de invoering van een nieuw pensioenplan gelden standaard dezelfde regels maar kan de werkgever beslissen hiervan af te wijken.

Behoud overlijdensdekking

Bovenop voormelde aanpassing aan de berekening van het minimum rendement uit de WAP biedt het akkoord van de sociale partners ook een oplossing voor de situatie waarbij werknemers na een uitdiensttreding hun overlijdensdekking verliezen. Werknemers die in de toekomst uit dienst treden, zullen voortaan een minimale overlijdensdekking genieten gelijk aan de terugbetaling van de reeds opgebouwde reserves. De pensioeninstellingen mogen hiervoor geen medische formaliteiten opleggen. Deze overlijdensdekking wordt gefinancierd vanuit de reeds opgebouwde reserves. De uitgetreden werknemer kan evenwel binnen het jaar na uitdiensttreding kiezen om toch geen overlijdenskapitaal te verzekeren.

Positief effect

Assuralia verwacht dat het akkoord tussen de sociale partners een positief effect zal hebben voor de verdere ontwikkeling van de aanvullende pensioenopbouw. Het minimumrendement beter afstemmen op wat op de financiële markten haalbaar is, kan de bereidheid van werkgevers om aanvullende pensioenen uit te breiden of in te voeren aanwakkeren. Na de sociale partners is nu de wetgever aan zet die het sociaal akkoord op zeer korte termijn in concrete wetgeving moet omzetten.

bron www.assuralia.be